De Vecht was ooit een zijtak van de Rijn en daarmee de snelste weg van die rivier naar Noord Europa. Al vanaf de Romeinse tijd was de Vecht hierdoor een belangrijke transportrivier. De weilanden langs de rivier lagen 1000 jaar geleden meters hoger dan de rivier. Door ontwatering van het moerassige land klonk dit in en zakte het maaiveld, waardoor het land veel lager kwam te liggen dan het rivierpeil. Het gevolg was dat het land niet meer kon afwateren op de nu hoger liggende rivier en door molens en gemalen drooggehouden moest worden. Aan de andere kant bood deze ‘omkering van het land’ wel de gelegenheid om het land onder water te laten lopen in tijden van oorlog.
De Vecht was dan ook een belangrijke rivier voor de Oude en Nieuwe Hollandse Waterlinie, waarin water Hollands’ sterkste verdedigingswapen was om de opmars van een vijand te stuiten. De forten en groepsschuilplaatsen in het landschap zijn tastbare restanten van de Linies. De kastelen langs de rivier herinneren aan de machtsstrijd tussen de bisschop van Utrecht en de graven van Holland in de middeleeuwen.
Bij die kastelen ontstonden de eerste dorpen, die uitgroeiden tot monumentale, sfeervolle plaatsjes waar het goed toeven is voor bewoner en bezoeker.